In de landbouw worden bestrijdingsmiddelen toegepast om onkruid te verdelgen en gewassen te beschermen tegen ziekten en plagen. Toepassing van deze producten leidt er uiteindelijk toe dat een deel van de werkzame stoffen in het milieu terechtkomt. De totale emissie van bestrijdingsmiddelen naar het milieu bestaat uit een groot aantal verschillende werkzame stoffen en afbraakproducten, met uiteenlopende eigenschappen en toxiciteit. De NMI 3 is een model dat indicatoren berekent op jaarbasis voor de emissie van deze stoffen naar het oppervlaktewater, het grondwater, de bodem en naar de lucht in de directe omgeving van het behandeld gewas. De NMI 3 vertaalt deze vrachten naar blootstellings-concentraties en risico-indicatoren voor het waterleven in de kavelsloot, uitspoeling naar het diepe grondwater, het bodemleven en de terrestrische natuur.
De NMI 3 is ontwikkeld voor de evaluatie van het gewasbeschermingsbeleid (zoals bijvoorbeeld vastgelegd in de Nota Duurzame gewasbescherming)) en wordt daarnaast gebruikt om gegevens te leveren aan de Emissieregistratie, voor het protocol Oorzakenanalyse van normoverschrijding in oppervlaktewater, en voor een aantal landelijke rapportages over de toestand van het milieu en natuur; bijvoorbeeld het Compendium voor de leefomgeving.
In de NMI 3 is het milieucompartiment oppervlaktewater strikt gedefinieerd als de sloot langs het landbouwperceel. De resultaten zijn geschikt om trends, ruimtelijke patronen en relatieve verschillen tussen toepassingen van dezelfde soort te genereren. De resultaten van de NMI 3 zijn niet geschikt voor uitspraken over emissies en/of milieurisico’s op een bepaalde locatie en een bepaald tijdstip.